Met de Nehalennia rond Ierland - Deel I

Van Durgerdam naar Portsmouth
Door Jaap van der Harst

1Oversteek van de noordelijke toegangsgeul naar de Westerschelde.

Na twee mooi reizen naar Bretagne wilde ik dit jaar een ‘rondje Ierland’ maken. Dat stond al lang op mijn verlanglijstje, maar vanwege de strenge anti-covidmaatregelen in Groot-Brittannië was dat de afgelopen 2 jaar onmogelijk. De oostkust van Ierland kende ik goed, daar was ik op mijn reizen naar Schotland al 5 keer langs gevaren, maar de zuid- en de noordkust kende ik nauwelijks en ik was vooral benieuwd naar de ruige westkust.
Op 14 mei heb ik de lijnen losgegooid en koers gezet naar IJmuiden. Het weer had een zeer zomers karakter en in een goede stemming heb ik mijn thuishaven achter me gelaten.

Op het Noordzeekanaal verslechterde mijn humeur echter aanzienlijk. Ter hoogte van Spaarndam was ik even de kajuit ingegaan om mijn iPhone op te laden. Precies op het moment waarop ik het stopcontact aanzette ging er buiten een alarm af. De stuurautomaat was geblokkeerd en op het schermpje stond de cryptische mededeling “onverwachte hardware reset”. Onverwacht was het zeker, maar ik was me er niet van bewust dat ik iets had gereset. Toen ik op de windmeter keek zag dat er geen data meer binnenkwamen. Ik kon niet meer zien hoe hard het woei en uit welke hoek, en ik ontdekte ook dat de vaan-functie verdwenen was. Erg vervelend, want daardoor kon ik de stuurautomaat niet meer gebruiken om zo hoog mogelijk aan de wind te zeilen. De vaan-functie is voor mij als solozeiler erg belangrijk en om die te herstellen zou ik een Raymarine-monteur nodig hebben, maar ik besloot eerst clubgenoot en elektronicaman Willem te bellen. Met hem had ik aan het begin van het seizoen alle apparatuur getest. Hij vond het ook een raadselachtig probleem, maar adviseerde mij om alle apparatuur uit en dan weer aan te zetten. Dat werkte inderdaad. Na aankomst in IJmuiden heb ik alle apparaten uitgezet en toen ik de volgende morgen de windmeter en de stuurautomaat had geactiveerd verschenen er wel data en de vaan-functie deed het ook weer.

Blij dat alles weer werkte heb ik aan het begin van de morgen IJmuiden met de vloedstroom in de rug verlaten en koers gezet naar Scheveningen. De zon scheen weer overvloedig en omdat de wind aflandig was voerde hij relatief warme lucht aan en stonden er nauwelijks golven. Hij was net sterk genoeg om te kunnen zeilen, maar soms had ik even de motor nodig, anders zou ik niet voor de kentering aankomen. Mijn plan was om de volgende dag zonder tussenstop door te varen naar Oostende. Ik zou er ruim 12 uur over doen, maar als ik weer aan het begin van de morgen met de stroom in de rug zou vertrekken, zou ik nog ruim voor het donker aankomen. De wind was de volgende morgen echter pal west en bovendien vrij krachtig. Daar de hele dag tegenop tornen was niet erg aantrekkelijk, dus ik ben niet vertrokken. ’s Middags ben ik naar Den Haag gefietst om een bezoekje te brengen aan het Mauritshuis, waar een mooie tentoonstelling was met 17e- en 18e-eeuwse bloemstillevens.

De dag erna zou het zonrijke zomerse weer terugkeren, maar ’s morgens was het zwaar bewolkt en regende het een beetje. Ook zat de wind nog steeds in de westhoek, maar hij was zeer zwak en dat was voor mij het belangrijkst. Samen met mijn ook solo zeilende buurman, die zijn net verkochte schip naar Nieuwpoort wilde brengen, heb ik even na achten de lijnen losgegooid. Op zee regende het al niet meer en gaandeweg begon het steeds meer op te klaren. Toen ik de monding van de Nieuwe Waterweg bereikt had moest ik aan de verkeersbegeleiding melden dat ik wilde oversteken. Mijn eerst oproep werd niet beantwoord, maar toen ik het nog een keer probeerde kreeg ik wel een reactie. Die was echter niet erg bemoedigend. De verkeersbegeleider meldde namelijk dat de ontvangst zeer slecht was en hij me niet kon verstaan. Op het Markermeer had ik de marifoon twee keer getest en was de ontvangst luid en duidelijk en ook de conversatie met de Verkeerscentrale Scheveningen was probleemloos verlopen. Dus hoe kon dit? Ik kon de verkeersbegeleider wel prima verstaan en ook de conversatie tussen hem en twee jachten die achter mij voeren kwam glashelder binnen. Drie jaar geleden was me in Ierland hetzelfde overkomen en dat was toen te wijten aan een loszittend stekkertje. Gelukkig hoefde ik voor geen enkel schip uit te wijken en toen ik de monding was overgestoken, heb ik op kanaal 16 aan de Nederlandse Kustwacht gevraagd hoe men mij ontving. Net als op het Markermeer was het antwoord: ”Luid en duidelijk”. Het was dus vrijwel uitgesloten dat er weer een stekkertje loszat of iets anders met de marifoon aan de hand was. Wellicht was ik tijdens het zenden gestoord door een schip dat op hetzelfde moment op hetzelfde kanaal uitzond.

De rest van de tocht verliep probleemloos. Er was geen wolkje meer aan de lucht, de temperatuur was zeer aangenaam en omdat er nauwelijks wind stond was de zee bijna spiegelglad. Alleen was het zicht niet optimaal. De kust was nog wel te zien, maar oogde grijzig. Het enige waar ik voor moest uitkijken waren andere schepen. Bij de oversteek van de Nieuwe Waterweg waren die ruim voor en achter mij langs gevaren, maar bij de oversteek van de noordelijke toegangsgeul naar de Westerschelde en ook een stukje boven Zeebrugge moest ik mijn koers verleggen. Buiten de geulen waren vissersschepen actief en ook daarvoor moest ik een paar keer uitwijken. Ik was met de vloedstroom in de rug vertrokken, maar omdat ik ruim 70 mijl moest overbruggen, zou ik onherroepelijk de ebstroom tegen krijgen. Voor de Nederlandse kust loopt die naar het noorden, maar voor de Belgische kust loopt hij op een gegeven moment naar het zuidwesten. Ik had mijn tocht zo gepland dat ik daar precies op dat moment zou aankomen. Dat lukte prima, na nog geen 3 uur tegenstroom had ik de stroom al weer in de rug. Een ander positief punt was dat er een zuidoostenwindje was opgestoken dat het mogelijk maakte om lekker te zeilen. Na precies 12 uur varen draaide ik de haven van Oostende binnen.

2Bijna in Oostende.

De volgende dag wilde ik direct doorvaren naar Duinkerke. Toen ik de jachthaven wilde verlaten zag ik dat de lichten op rood stonden. Op hetzelfde moment draaide er een vissersschip de hoek om. Het gaf een waarschuwingssein, maar ik voer al achteruit. Een stukje verderop lagen wat vissersschepen en ik verwachtte dat het schip daar ook zou aanmeren, maar het draaide recht naar mij toe. Een knecht op het voordek gebaarde dat ik ruimte moest maken en op de kade schreeuwde een visvrouw dat het stukje kade waar ik voor lag te dobberen gebruikt werd om vis te lossen. Om niet nog meer ongenoegen op te wekken heb ik maar aangemeerd aan een grote Nederlandse charterzeiler die aan de buitensteiger van de jachthaven lag en daar afgewacht wanneer de lichten weer groen werden. Dat duurde lang en ik begon me al een beetje zorgen te maken of ik nog met de stroom in de rug Duinkerke kon bereiken. Op de marifoon had ik gehoord dat er ook een loodsboot naar binnen voer, maar toen die was gepasseerd, bleven de lichten rood, hoewel zich geen schepen meer gemeld hadden die de haven binnen wilden. In Scheveningen zijn ook zulke lichten maar zet de havendienst ze weer op groen als de kust veilig is en ik verwachtte dat dat hier ook het geval zou zijn. Op een gegeven moment was ik het wachten beu en heb ik gevraagd waarom de lichten rood bleven. De dienstdoende beambte antwoordde dat ik zonder problemen de haven kon verlaten en zette ze op hetzelfde moment op groen. Lastig dat men overal weer andere regels hanteert.

3Aangemeerd in Oostende.

Op weg naar de havenuitgang heb ik alvast het grootzeil gehesen, maar toen ik koers zette naar Duinkerke voer ik helaas te hoog aan de wind om te kunnen zeilen en net als de vorige dag had ik de motor nodig. Er was echter veel meer wind en omdat de stroom daar hard tegenin liep stond er een vervelende korte golfslag. Het sein dat je moet tonen als je met een gehesen zeil op de motor vaart had ik nog niet gehesen, want ik wilde even ,wachten of de wind misschien wat zou draaien zodat ik toch kon zeilen. Bovendien is het sein hijsen bij een ruwe zee een vervelend en niet ongevaarlijk klusje, want je moet ervoor naar het voordek. In Frankrijk en ook in Noorwegen doet geen mens het, maar in België ziet de politie er streng op toe dat je het sein voert. De zee was echter totaal verlaten en ik verwachtte op deze doordeweekse dag geen intensieve controle van pleziervaarders. Totdat ik vanuit de haven van Oostende een zeer snel grijs bootje zag naderen. Het voer echter tussen mij en de kust door en even later stopte het. Direct daarna kreeg ik een marifoonoproep met het verzoek om over te schakelen op een ander marifoonkanaal. Daar werd mij gelukkig niets gezegd over het niet voeren van het sein, maar vriendelijk verzocht om mijn koers te verleggen in verband met schietoefeningen. Geen waterpolitie dus, maar de Belgische marine. Ik zat niet te wachten op kogelgaten in mijn zeil of andere narigheid, dus ik heb keurig gedaan wat mij werd opgedragen. Er werd ook verteld tot welke boei ik de opgegeven koers moest volgen, daarna zou er een nieuwe boodschap volgen. Bij die boei moest ik nog 1,2 mijl een andere koers varen. Daarna meldde de beambte dat ik weer gewoon door kon varen naar Duinkerke. Daar kwam ik, ondanks het oponthoud en de koerswijzigingen, nog precies voor de kentering aan.

De volgende morgen moest ik weer tamelijk vroeg uit de veren. Ik wilde namelijk oversteken naar Dover. Aanvankelijk had ik wat twijfels over die tocht, want er zou een onweersfront overtrekken, maar zware windstoten werden er niet verwacht. Wel zou het aan het eind van de middag stevig gaan waaien, maar dan was ik hoogstwaarschijnlijk al op mijn bestemming. Toen ik om halfzeven mijn hoofd uit het luik stak zag het er zeer vriendelijk en vredig uit. De zon scheen en wind stond er nauwelijks. Wat ik ook zag was dat mijn schip flink lag ingebouwd. Omdat er aan de steiger niet veel ruimte meer was, had ik het zo dicht mogelijk achter een stoer Nederlands motorjacht aangelegd, dan kon er nog een klein jachtje vlak voor mij aanleggen. Daar lag nu een tamelijk groot Duits jacht dat vanwege het ruimtegebrek zo dicht mogelijk voor mij had aangemeerd, maar bijna half buiten de steiger uitstak. De opvarenden, een zeer vriendelijke man en vrouw, waren al op. Ze verontschuldigden zich ervoor dat ze mij wellicht hadden wakker gemaakt. Dat was gelukkig niet het geval. We raakten even aan de praat en ik vertelde terloops dat ik over wilde steken naar Dover. Ik prijs me gelukkig dat ik dat heb gedaan, want de vrouw had een onaangename maar belangrijke boodschap: de jachthaven van Dover was vanwege bouwwerkzaamheden niet toegankelijk. Even later kwam ze met haar telefoon in de hand naar me toe om me het bericht te laten lezen. Het stond er inderdaad: vanwege een renovatie was de jachthaven in 2022 voor passanten gesloten.

4Naderend onweersfront bij Duinkerke.

Ik was de vrouw zeer dankbaar, want wat had ik moeten doen als ik ’s middags in Dover was gearriveerd en daar te horen had gekregen dat ik maar een andere haven moest opzoeken, terwijl de wind aanwakkerde? Doorvaren naar Eastbourne, de volgende Engelse haven, zou nachtwerk worden, zeker omdat ik dan stroom en wind tegen had. Er zat niets anders op om dan nu naar Boulogne te varen en dan over te steken naar Eastbourne. De man en de vrouw assisteerden me bij het wegvaren en waren blij dat ze nu hun schip over de hele lengte langs de steiger konden leggen. Ik heb al in het havenkanaal het grootzeil gehesen en deze keer ook het sein dat ik op de motor voer. Wind stond er nauwelijks en ook op zee scheen de zon, maar in het zuidwesten waren al de onweerskoppen van het naderende front te zien. Na een half uurtje vielen de eerste druppels en even later kwam er een loodgrijs regengordijn mijn kant uit. Toen dat overtrok was het zicht niet meer dan enkele tientallen meters. Maar na nog geen vijf minuten was het leed alweer geleden en regende het alleen nog maar gestaag. Het onweer beperkte zich tot één bliksemklap en omdat ik me verschanste onder de buiskap bleef ik helemaal droog. Daar beperkte de mast wel mijn uitzicht, maar ik stak van tijd tot even mijn hoofd buiten de kap. Daardoor zag ik gelukkig op tijd dat ik recht op een grote boei afvoer.

5Kaap Gris Nez doet zijn naam eer aan.

Het zicht was inmiddels aardig verbeterd, maar dat leverde geen mooi uitzicht op. De chemische fabrieken ten westen van Duinkerke braakten vieze rookwolken uit en uit een aantal schoorstenen kwamen grote vlammen. Wellicht was er iets aan de hand, want er loeiden voortdurend sirenes. Mede dankzij de sterke stroom ging de passage gelukkig vrij snel. Een uurtje later werden de grijze contouren van Calais zichtbaar en hier moest ik goed de veerboten in de gaten houden. Ik naderde de geul waar die voeren en net als verleden jaar had er net een veerboot de haven verlaten en kwam er van zee ook één aan. Ze passeerden elkaar precies voor de boot, maar op een veilige afstand. Achter de schepen doemden als een grote grijze muur de Picardische heuvels op. Toen ik de kapen Blanc Nez en Gris Nez passeerde regende het niet meer, wel was het nog zwaar bewolkt en Gris Nez deed zijn naam alle eer aan. Maar even nadat ik de kaap had gerond brak de zon door en na een half uur was er geen wolkje meer aan de lucht. Behalve zon kwam er ook meer wind en omdat ik nu naar het zuiden voer was die niet meer pal tegen. Hoog aan de wind kon ik Boulogne in één slag halen en ik heb snel de genua uitgerold en de motor uitgezet. Aan de wind zeilend is de snelheid van het schip hoger dan op de motor en die hoge snelheid had ik hard nodig want ik begon stroom tegen te krijgen. Door het water liep het schip bijna 7 mijl, maar de snelheid over de grond was 5,2 mijl, nog altijd snel genoeg om binnen twee uur Boulogne te bereiken. Het begon wel steeds harder te waaien en ik was blij dat ik niet langer door hoefde te varen. In de beschutting van de havendammen kon ik rustig de fok inrollen en het grootzeil strijken. Er voer een bootje van de zeevaartschool rond met studenten die aan het oefenen waren. Kennelijk vonden ze alles wat ik deed zeer interessant want ze cirkelden voortdurend om me heen. Op de marifoon hoorde ik ze tegen de havendienst zeggen dat “un étranger” de binnenhaven naderde. De havendienst wist dus al dat ik een buitenlander was en toen ik me in mijn beste Frans aanmeldde, kreeg ik antwoord in het Engels.

Ik kende de passantenhaven van Boulogne goed, maar toen ik er aankwam kon ik mijn ogen niet geloven. De meeste steigers die er verleden jaar nog lagen, waren verdwenen. Alleen de palen waar ze aan vast hadden gezeten, stonden er nog. Gelukkig was het niet druk en waren er aan een van de twee overgebleven steigers nog een hoop boxen vrij. Toen ik het havengeld betaalde vertelde de havenmeester dat tijdens de winterstormen de steigers van de palen waren geslagen en tegen de stuw achter de haven waren gesmakt. Na dit intensieve dagje op het water heb ik ’s avonds even de benen gestrekt en ben ik naar de oude bovenstad gelopen om daar een leuke wandeling over de vestingmuren te maken. Het fraaie uitzicht over de stad en het groene heuvelland gaf me weer een echt buitenlandgevoel. De volgende dag woei het stevig en bovendien regende het flink. Ik ben daarom in Boulogne gebleven en kon mooi een begin maken met mijn eerste reisverslag. ’s Avonds klaarde het op en heb ik even een frisse neus gehaald door naar de klif te klimmen waar een groot monument voor de verdronken zeelieden staat. De dag erna zou het minder waaien en ik zat sterk te twijfelen of ik wel of niet over zou steken. Maar de wind zou nog steeds pal west zijn en toen ik ’s morgens om halfzeven even het luik opende, zag ik dat het nog aardig woei. De volgende dag zou er maar een zwak windje staan dat bovendien naar het oosten zou draaien en ik besloot om nog een dag te blijven liggen.

6Oude bovenstad van Boulogne.

’s Middags ben ik weer naar de oude bovenstad gewandeld, nu om wat door de schilderachtige straatjes te dwalen en een bezoekje te brengen aan de indrukwekkende domkerk en het kasteel met het museum. Bij de kerk werd ik in bijna vlekkeloos Nederlands aangesproken door een Afrikaans uitziende man die vroeg of ik hem wat geld voor eten kon geven. Ik had alleen wat kleingeld en dat stelde hem nogal teleur. Toen ik vroeg waarom hij zo goed Nederlands sprak, vertelde hij dat hij dat in Amsterdam op straat had geleerd. Hij woonde nu in Boulogne, want in Nederland was men niet gewend aan bedelaars en waren de mensen niet erg vrijgevig. Dat bleek even later, toen er een auto met een Nederlands kenteken aan kwam rijden. De man hield de auto staande en vroeg mij om te vragen of de inzittenden iets konden missen om hem aan eten te helpen. Het raampje ging open, maar helaas, de vrouw op de voorbank schudde het hoofd en de auto reed door. Ik heb nog even gevraagd waar hij vandaan kwam en waarom hij niet werkte. Onderweg was ik een restaurant gepasseerd waar men met spoed personeel zocht voor de keuken en de bediening. Een baantje in de spoelkeuken zou toch waarschijnlijk meer opleveren. De man vertelde dat hij uit Ivoorkust kwam en niet kon werken omdat hij schizofreen was en bovendien veel te dik. Ik was eigenlijk ook wel nieuwsgierig waaraan hij kon zien dat ik een Nederlander was, maar ben het vergeten te vragen. Ik herken in het buitenland, en zeker in Frankrijk en Groot-Brittannië, ook vaak snel Nederlanders, met name aan hun lengte en motoriek. In het museum in het kasteel werd ik toch weer aangezien voor een Fransman, want men vroeg uit welk departement ik kwam. Het museum heeft een schitterende oudheidkundige en etnografische collectie en er hangen ook mooie Nederlandse en Vlaamse schilderijen uit de 16e en 17e eeuw.

Na dit leuke culturele uitje heb ik de volgende dag het water weer opgezocht. Toen ik om 7 uur opstond, zag het er veelbelovend uit. Wind stond er nauwelijks en de zon liet zich volop zien, dit leek een ideale oversteekdag te worden. Vanaf 9 uur zou de stroom uit het noordoosten komen en rond achten heb ik de lijnen losgegooid. Het werd een relaxte tocht. Ook op zee stond nauwelijks wind en het was vrijwel onbewolkt, alleen in het zuidwesten hing de sluierbewolking van de depressie die de rest van de week het weer zou bepalen. Het enige wat me zorgen baarde was de scheepvaart. Op de plotter zag het blauw van de schepen, het was hier nog veel drukker dan voor de mondingen van de Nieuwe Waterweg en de Westerschelde. Toen ik aankwam bij de oostwaartse shipping lane kwam er net een pluk aan van 9 grote schepen. Het eerste schip lag duidelijk op ramkoers en ik ben er met een ruime bocht achterlangs gevaren, maar voor de andere schepen kon ik gelukkig ruim voorlangs. Waar ik ook goed op moesten letten waren de kreeftenboeitjes. Tot mijn verbazing lagen die ook midden in de geul, waar het ruim 50 meter diep was. In de westwaartse shipping lane kwam vanaf de Noordzee ook een groep schepen aanzetten, maar die was nog zover weg dat ik er voorlangs leek te kunnen varen. Het eerste schip naderde mij echter vrij snel en de vraag was of het voor of achter me langs zou gaan. In het eerste geval zou ik uit moeten wijken. Ik besloot om even contact op te nemen. Mijn eerste oproep werd niet beantwoord, de tweede gelukkig wel. Een stuurman of kapitein met een zwaar Indiaas accent zei dat ik mijn koers niet hoefde te wijzigen, hij zou achter mij langs varen.

7Tijdens de Kanaaloversteek geef ik dit schip de ruimte.

Helaas was het niet erg helder. De Franse kust verdween al snel uit het zicht en urenlang heb ik alleen water en schepen gezien en een enkele zeevogel. Maar rond de middag zag ik aan stuurboord ineens de door de zon beschenen krijtrotsen bij Folkestone en niet lang daarna doemden schuin voor me de kliffen bij Hastings op. Er hing wat nevel voor, maar de groene toppen staken daar net bovenuit. Omdat ik de afstand van 47 mijl niet binnen één tij kon afleggen, zou ik het laatste deel van de tocht onvermijdelijk stroom tegen krijgen. Maar het moment waarop dat gebeurde kwam pas toen Eastbourne al in zicht was, waarschijnlijk omdat ik de motor flink had laten lopen en mijn grondsnelheid gemiddeld 7,5 knoop was. Nadat ik me had aangemeld ging de sluis die toegang geeft tot de haven al snel open. Omdat het Verenigd Koninkrijk niet meer in de Europese Unie zit was ik benieuwd welke grenscontrole me te wachten stond. Thuis had ik daarover al informatie gezocht, maar meer dan dat je in de 12-mijlszone de gele quarantainevlag moest tonen voordat je contact had gehad met de douane, werd er niet gezegd. Die moest je bij aankomst direct bellen. Toen ik in de sluiskolk lag zag de havenmeester het gele vlaggetje en hij vroeg me of ik een aanmeldingsformulier had ingevuld. Zo niet, dan mocht ik mijn schip niet verlaten. Ik vertelde dat ik alleen iets over aanmelding via de telefoon gelezen had. Daarop raadpleegde hij een collega en die kwam even later met de mededeling dat ik inderdaad alleen maar de douane hoefde te bellen. Ze gaf me een telefoonnummer, maar dat was een ander nummer dan dat op de website. Verwarrend allemaal. Toen ik lag aangemeerd heb ik direct gebeld. Ik kreeg een vriendelijke douanier aan de lijn die mijn scheepsnaam, paspoortnummer, leeftijd, naam en adres en het doel van mijn reis wilde weten. Daarna zei hij dat ik het gele vlaggetje kon strijken en geen aanleiding zag om mijn schip te inspecteren. Ik had dus ongezien een verstekeling kunnen meenemen, misschien wel de bedelaar uit Boulogne, want voor veel Afrikanen is het Verenigd Koninkrijk het Beloofde Land.

De dag na mijn oversteek zou het vrijwel de hele tijd regenen en bovendien hard gaan waaien. Daarom ben ik in Eastbourne gebleven. Met de regen en de wind viel het echter reuze mee. Ik had best kunnen vertrekken, maar toen ik dat merkte was het al te laat want dan kreeg ik de stroom fors tegen. Ik ben de hele dag op de boot gebleven en had weer lekker de tijd voor mijn reisverslag. Toen ik daaraan zat te werken hoorde ik buiten een harde klap. In de box naast de mijne was een Duits schip aangemeerd en dat had het elektriciteitskastje op de steiger geramd. Het kastje was nog heel, maar van de lamp erbovenop was niets meer over. Ik ben snel naar buiten gegaan om het schip achteruit te duwen, maar de schipper dacht dat hij alleen de motor nodig had. Toen hij die in zijn achteruit zette bleek echter dat de keerkoppeling niet werkte. Dat verklaarde ook het ongeluk. In het havenkantoor had men ook gemerkt dat er iets aan de hand was en er kwam al snel een havenmeester de steiger opgelopen. Die reageerde uiterst laconiek, noteerde wat er was gebeurd en veegde de scherven van de lamp bij elkaar. Ik heb mijn buurman nog even geholpen bij het terugduwen van het schip en het vastmaken van de lijnen. Hij was technisch goed onderlegd, want een half uurtje later had hij de koppeling al gerepareerd.

8Aangemeerd in Eastbourne.

De volgende dag plensde het ‘s morgens vroeg even, maar daarna klaarde het helemaal op en met de wind leek het ook mee te vallen, meer dan een dikke windkracht 4 werd er niet verwacht. Ik heb lekker buiten ontbeten en besloot het er maar op te wagen. Daarvoor had ik ook nog een andere reden: het belachelijk hoge liggeld. De haven was 3 jaar geleden al niet goedkoop, maar nu moest ik voor één overnachting omgerekend 44 euro betalen, tweemaal zoveel als in Boulogne en alle andere zeehavens die ik had bezocht. De vloedstroom liep echter al en daarvan profiteren kon alleen tot Newhaven. Het was een haven die ik altijd oversloeg en het leek me leuk om daar nu eens een kijkje te nemen. Ik werd vlot geschut, maar toen ik het grootzeil had gehesen en de beschutte voorhaven had verlaten kreeg ik spijt van mijn besluit. Van de windverwachting klopte niet veel. De windkracht was geen 4 maar ruim 5 en zo nu en dan zelfs 6. Terugvaren was echter geen optie, de sterke vloedstroom duwde me in hoog tempo naar Beachy Head, de indrukwekkende krijtkaap ten westen van Eastbourne. Het stroom-tegen-windeffect zorgde ook voor enorme golven. Mijn plan was om de genua een stukje uit te rollen en dan in twee slagen naar Newhaven te zeilen, maar ik wilde zo snel mogelijk van deze ruwe zee af en heb daarom voor de snelste weg gekozen en op de motor gevaren. Omdat ik niet pal tegen de wind invoer had ik nog wat profijt van het grootzeil. Beachy Head stond te schitteren in de ochtendzon en ik heb er wat foto’s van proberen te nemen, maar omdat het schip verschrikkelijk tekeerging en ik bovendien regelmatig een lading zeewater over me heen kreeg, viel dat niet mee.

9Beachy Head is gerond.

Toen na twee uur stampen en ploegen de havendammen van Newhaven in zicht kwamen, kwam er een zeer donkere bui aanzetten. Voordat die zijn overtollige water zou lozen, zou ik waarschijnlijk al in de haven zijn, maar ik had pech. Toen ik aan de havendienst toestemming vroeg om binnen lopen, kreeg ik te horen dat ik moest wachten totdat de veerboot uit Frankrijk binnen was gelopen. Die was alleen nog maar een stipje aan de horizon en terwijl ik lag te wachten viel het water al met bakken uit de hemel. Gelukkig nam de wind wat af. Toen de veerboot tussen de dammen voer ben ik er direct achteraan gevaren. Op zee de lijnen en stootwillen over de reling hangen en het grootzeil opbinden was een riskant klusje, maar gelukkig was er achter de havendammen genoeg ruimte.

10De veerboot uit Frankrijk vaart de haven van Newhaven binnen.

De jachthaven was al te zien en toen ik die naderde hoorde ik iemand fluiten. Ik zag niet waar het geluid vandaan kwam, maar toen er weer gefloten werd zag ik dat het afkomstig was van de havenmeester. Die stond op de buitensteiger en wenkte waar ik moest aanleggen. Hij pakte mijn lijnen aan en verschool zich daarna snel onder de buiskap van het visbootje dat voor mij lag, want er kwam nog een schip binnen. Het was een klein Engels zeiljachtje met ook één man aan boord, die tot mijn verbazing geen zeilkleding en reddingvest droeg. Het regende inmiddels pijpenstelen, maar het voordeel was dat al het zout van mijn schip en ook van mijn zeilkleding afspoelde. Het havengeld betalen ging weer op de bekende Britse bureaucratische manier: eerst een uitgebreid formulier invullen dat vervolgens helemaal werd overgetikt, in dit geval door een uiterst vriendelijke, goedlachse dame. Ik heb even een praatje gemaakt met de man van het Engelse jachtje, een wat alternatief, hippieachtig type. Hij vertelde dat hij op zijn bootje woonde en ook Eastbourne ontvlucht was vanwege het belachelijk hoge havengeld. Voor de prijs van één nacht daar kon je hier twee nachten liggen.

11De haven van Newhaven.

De omgeving verschilde nogal van die in Eastbourne. Daar lag ik in een enorme, uit verschillende havenbekkens bestaande marina in een luxe wonen aan het waterresort. Hier lag de jachthaven in een door lage heuvels omzoomd baaitje aan de rivier die langs Newhaven stroomt. Het plaatsje lag aan dezelfde kant en zag er, afgezien van de luxe hoogbouw langs de rivier, wat verwaarloosd uit, net als de haven. Aan de overkant legde de veerboot aan en lag een klein industriegebied. Er lagen enorme bergen schroot waarin kranen met grote grijpers wat orde probeerden aan te brengen.

12Geschutskoepel op het fort naast de haven van Newhaven.

Omdat er een vrij krachtige tot krachtige westenwind stond en er uit de laaghangende bewolking zo nu en dan wat motregen viel, ben ik de volgende dag in Newhaven gebleven. Ulrich, de Duitse buurman met de kapotte keerkoppeling, was hier ook naartoe gevaren en nodigde mij uit om ’s avonds samen te eten in een restaurant aan de haven. Na alle verfijnde Franse maaltijden was het weer even wennen aan de dik gepaneerde vis met vette slappe friet en doperwten, maar het was zeer gezellig. Ook de dag erop woei het te hard om verder te varen. Ik heb het oude fort bezocht dat vlak naast de haven op de kliffen staat. Het dateert uit de 16e eeuw en is gebouwd om Engeland te beschermen tegen de Spaanse Armada, maar in de 19e eeuw is het helemaal gemoderniseerd omdat men na het aantreden van Napoleon III bang was voor een Franse invasie. Nu is het een oorlogsmuseum, waar o.a. informatie wordt gegeven over de mislukte invasie bij Dieppe in 1942, die vanuit Newhaven plaatsvond.

13Krijtrotsen bij Newhaven.

De volgende dag was een twijfeldag. Wel of niet vertrekken? Het was zonnig en vrijwel onbewolkt, maar de wind was nog steeds west en zou daarom pal tegen zijn. De verwachte windkracht was ruim 4. Op een herhaling van de ruige tocht vanuit Eastbourne zat ik niet te wachten. Die had gelukkig maar 2 uur geduurd, maar de tocht die nu op het programma stond zou zeker 8 uur duren. Ik wilde namelijk in één ruk naar Portsmouth varen. Ulrich en de Engelsman die op zijn bootje woonde waren ’s morgens al vertrokken, maar ik ben in Newhaven gebleven en heb een mooie wandeling over de krijtrotsen gemaakt. Het viel me op hoeveel stukken er in zee gestort waren. Groot-Brittannië wordt langzamerhand steeds kleiner. De dag erop zag het er wat de wind betreft een stuk beter uit. Hij was nog steeds west, maar veel zwakker dan op de vorige dagen. Ik heb daarom in de loop van de morgen de lijnen losgegooid. Boven land hing veel meer bewolking dan de dag ervoor. Op zee loste die vrijwel helemaal op, maar ik voer te dicht bij de kust om daarvan te profiteren. Desalniettemin was het een aangename tocht. Ik had het eerste stuk mijn koers uitgezet naar de Looe, een bij alle Kanaalzeilers bekende, maar ook beruchte nauwe doorgang tussen een aantal zandbanken waar het vanwege de harde stroom ontzettend tekeer kan gaan. Omdat de stroom me een beetje naar de kust had weggezet, moest ik even zoeken naar de twee boeien die de doorgang markeren. Daar was het uitzonderlijk rustig, een teken dat het tij aan het kenteren was en ik dus stroom tegen zou krijgen. Wight was al goed te zien en toen ik aankwam bij de eerste boei van de geul die naar het vaarwater tussen het eiland en het vasteland leidt, werd mijn koers wat noordelijker en kon ik lekker zeilen. De snelheid door het water ging gelijk anderhalve knoop omhoog. Dat was ook wel nodig want de tegenstroom begon al te lopen.

14Aangemeerd in Portsmouth.

Ik wilde overnachten in de Gunwharf Marina, een kleine passantenhaven in het hartje van het uitgaans- en winkelcentrum van de stad. Toen ik contact opnam met de havenmeester bleek hij mijn scheepsnaam al te kennen. Ulrich was namelijk ook naar de haven gevaren en had verteld dat die hem was aanbevolen door de eigenaar van het Nederlandse zeiljacht Nehalennia. Ik moest langs zijn schip aanmeren. Ulrich vertelde dat hij nog maar net was aangekomen omdat hij de vorige dag vanwege de sterke tegenwind Portsmouth niet had gehaald en onderweg op een rustig plekje voor anker was gegaan. We hebben bij mij aan boord een door hem klaargemaakte maaltijd genuttigd. Het haventje, dat grotendeels was gevuld met patserige motorjachten van het snelle soort, was heel wat luxueuzer dan de verwaarloosde marina in Newhaven, en dat was aan de prijs goed te merken. Wat ik daar voor twee overnachtingen betaalde, betaalde ik hier voor één nacht.
De volgende morgen heb ik Portsmouth weer vaarwel gezegd. Met Ulrich in mijn kielzog heb ik hoog aan de wind zeilend koers gezet naar Poole Harbour. Hoe de tocht daarnaartoe is verlopen en wat ik verder heb beleefd aan de Engelse zuidkust, kun je lezen in de volgende Geus.

 

Over ons

WSV 'De Watergeuzen' is opgericht in het jaar 1928. De vereniging beheert drie havens. De haven aan de Diemerzeedijk met het clubhuis en de winterstalling vormt het middelpunt van de vereniging. De twee andere havens zijn in Vinkeveen en in Durgerdam.

Search